Full fathom five | De Storm I,394-401 | |
In opdracht van de magiër Prospero heeft de elementengeest Ariël een storm veroorzaakt, die het schip van de koning van Napels tegen de klippen van een eiland slaat. Kroonprins Ferdinand, als schipbreukeling aangespoeld, waant zijn vader dood en hoort Ariëls onheilspellend gezang. | ||
![]() Tempest-enscenering |
Ding dong bell Full fathom five thy father lies Of his bones are coral made Those are pearls that were his eyes Nothing of him that doth fade But doth suffer a sea-change Into something rich and strange Sea-nymphs hourly ring his knell Hark, now I hear them: ding dong bell |
Uw vader ligt verdronken Vijf volle vadems diep verzonken Koraal groeit op uit zijn karkas Een parel glanst daar waar zijn oog ooit was Niets van hem gaat echt teloor De zee betovert, door en door Ontheemt, verrijkt, vervreemdt ... Nimfen slaan elk uur zijn dodengong Hoor! Zo zingt de zee zijn dingedong |
![]() Joseph Wright of Derby (1734-1797) |
The Cloud-capped Towers | De Storm IV,152-158 |
Op het eenzame eiland ontmoet prins Ferdinand Prospero's beeldschone dochter Miranda, die nog nooit een man heeft gezien, en ze worden op slag verliefd. In een geheimzinnige trance licht Prospero het paar in over de spirituele ‘facts of life’. | ||
The cloud-capp'd towers The gorgeous palaces The solemn temples, the great globe itself Yea, all which it inherit shall dissolve And, like this insubstantial pageant faded Leave not a rack behind We are such stuff as dreams are made on And our little life is rounded with a sleep |
Torens die wolkenhoog oprijzen En schitt'rende paleizen, Heilige tempels, ja de ganse wereldkloot Met al zijn schepsels valt uiteen, gaat dood Verdwijnt, als dit stuk nutteloze praal Geen spaan blijft heel van dit heelal Van dromenstof zijn wij geweven En heel even wekt het leven ons uit eeuwige slaap | |
![]() |
Over Hill over Dale | Een Midzomernachtsdroom II,2-15 |
In een bos bij Athene zingt een fee over haar werkzaamheden in dienst van de elvenkoning Oberon en diens gemalin Titania. | ||
Over hill over dale Thorough bush, thorough brier Over park, over pale Thorough flood, thorough fire I do wander everywhere Swifter than the moone's sphere And I serve the fairy queen To dew her orbs upon the green The cowslips tall her pensioners be In their gold coats spots you see Those be rubies fairy favours In those freckles live their savours I must go seek some dew-drops here And hang a pearl in every cowslip's ear |
Door dalen, over duinen Over menig hoge muur Dwars door doornbehegde tuinen Snelle stromen en verzengend vuur Gaat mijn weg, steeds af en aan Nog rapper dan de volle maan. Ik dien de elvenkoningin Haar groene rijk drenk ik met dauwvocht in De sleutelbloem staat haar als hoov'ling bij Gekleed in goudgevlekt livrei Van't rood robijn in elke sproet Komt feeëngeur je tegemoet Wat druppels dauw moet ik nu zoeken, voor Elke sleutelbloem, een parel in het oor |