De intellectuele artistieke renaissance-madrigaal zingt vooral over de onbereikbare superioriteit van de vrouw in de liefde, terwijl de man tragisch achterblijft met zijn kwellende verlangens. Volksmelo­dieën kiezen hiervoor een veel alledaagser invalshoek. Aloude stereotypen zijn dan populair, zoals de kenau die haar man er met de deegrol of pollepel van langs geeft. Of, nog erger, een man die het huishouden doet, nou ja ! Zo'n slapjanus is steevast het voorwerp van algemene spot, zelfs van zijn eigen vrouw....

Pierre Passereau was met Clement Janequin in Frankrijk de meest gevierde liederencomponist van zijn tijd. Een generatie later werd hij nog door collega's geciteerd. Zijn wijsje over de huisman was immens populair: het klonk ver buiten Frankrijk tot in Venetië toe, niet in het minst vanwege de vermakelijke kippen-klank­nabootsing.
Omdat de tijden inmiddels zijn veranderd (maar nog niet genoeg), kon ik het niet laten aan dit wat korte lied een tweede coupletje toe te voegen met nog een extra (even utopische?) kwaliteit van deze huisman.


Franse boerinnen anno 1534
Franse boerinnen anno
refrein:
Il est bel et bon, commère, mon mari !

Il étaient deux femmes toutes du pays
Disant l'une à l'autre "Avez bon mari?"
Il est bel et bon, commère, mon mari !

Il ne me courouce, 
ne me bat aussi
Il fait le ménage, 
il donne aux poulets
Et je prends mes plaisirs !
Commère, c'est pour rire
quand la poulaille crie
Coco coco cocoda !
Petite cocquette, qu'est ce-ci ?

Comme ses mains sont tendres 
et si forts aussi
Toutes ses caresses 
donnent la jeunesse
Et sans jamais finir !
Mon Dieu, quand il me baise
j'oublie mes malaises
O o o o oulala!* !
Viens vite, cocquelet! 
je vais mourir ..

Il et bel et bon commère, mon mari!
Meid, hij is zo goed en blij, die vent van mij ! Daar waren twee boerinnen, al van het platteland Die spraken tot elkander: hoe heb je't met je man ? Ach meid, hij is zo goed en blij, die vent van mij Hij slaat me niet, schoffeert me niet Hij poetst en stoft en voert de kippen graan En reken maar, dat ik geniet! Mens je lacht je dood als die kippen kakelen gaan koko koko kokoda ! Ach mijn schatje, kijk eens aan ! Sterk als een beer met handen teer waarmee hij strijkt en streelt mijn jeugdigheid bespeelt en telkens wil hij weer ! Mijn God, als hij me kust ben ik totaal onthutst O o o o olala ! Kom snel mijn haantje kom dan sterf ik nog een keer ... Mens, wat is hij goed en blij, die vent van mij!

* ) alten: oooh ah oooh ah oooh aaaah)