In een Zwitsers klooster bij Engel­berg werd een schat aan middel­eeuwse teksten en hymnen gevonden. Nr.314 van deze Engel­berg Codex bevat 18 liederen, die gemaakt zijn tussen 1360 en 1410. De 4e hymne is byzonder en gaat over legen­da­rische fabel­dieren, o.a. de Een­hoorn, Phoenix en Hydrus, als christelijke symbolen uit het bestiarium van Pierre de Bauvais uit 1218. [bron]
Volgens oude Grieken en Romeinen leefde de eenhoorn in India. In de 7e eeuw beschreef een Alex­an­drijnse koopman na een bezoek aan India het dier nauw­keuriger en in de vol­gende middel­eeuwen zou de een­hoorn een vaste plaats krijgen in alle bestiaria en gaan prijken op talrijke wapens, blazoenen en koningstronen.

Het fabeldier, inmiddels gekerstend, werd in legendes tezamen gebracht met de Heilige Maagd. Als symbool van de vlees­geworden Christus had het een onbeperkt genezend vermogen. Daardoor werd in de late middel­eeuwen intens naar het dier gezocht: wie het zou vangen zou immers het eeuwige leven verkrijgen, of op zijn minst de controle daarover.

Pelikaan, die met eigen bloed zijn jongen voedt.
Een draak (krokodil) met een binnengedrongen waterslang (hydros)

Met dat vangen van de eenhoorn nu begint het verhaal van dit lied. In de twee volgende coupletten wordt Jesus Christus vergeleken met verschillende fabeldieren: behalve de Eenhoorn komen de pelikaan, de Phoenix, de waterslang (Hydrus) en de leeuw voorbij.
Lieden die niets van mythologie willen begrijpen blijven halsstarrig beweren, dat de eenhoorn niets anders is dan een rhinoceros of zelfs een narwal... sic!

Unicornis captivatur 
Aule regum presentatur 
Venatorum laqueo,
Palo serpens est levatus, 
Medicatur sauciatus 
Veneno vipereo

Refr:
Alleluia canite, 
Agno morienti, 
Alleluia pangite, 
Alleluia promite 
Leoni vincenti. 

Pelicano vulnerato 
Vita redit pro peccato 
Nece stratis misera,
Phos fenicis est exusta, 
Concremanturque vetusta 
Macrocosmi scelera. 

Idrus intrat crocodillum, 
Extis privat, necat illum,
Vivus inde rediens; 
Tris diebus dormitavit 
Leo, quem resuscitavit 
Basileus rugiens. 
De eenhoorn wordt gevangen en gepresenteerd aan 's konings hof nog gevangen in zijn val Van deze boei bevrijdt hij zich al kruipend dodelijk gewond wordt hij genezen met behulp van addergif zing alleluja voor het lam dat sterft houdt dit alleluja aan laat het aanzwellen voor de leeuw die zegeviert Aan de gewonde pelikaan schenkt hij het leven voor de doodzonde van zijn ellendig nest Het licht der Phoenix is gedoofd en in het vuur worden verteerd de oude zonden der wereld De waterslang kruipt in de krokodil. verslindt zijn ingewanden en dood hem en komt weer levend tevoorschijn en drie dagen lang sliep de leeuw, todat hij werd gewekt door een brullende koning
De dame en de eenhoorn

De cryptozoölogie beschrijft de eenhoorn als een soort wilde ezel, zo groot als een paard, wit en met donkerblauwe ogen. Op zijn voorhoofd draagt hij een puntige hoorn van ½ tot 1 meter die spiraalvormig is gedraaid. Hij heeft een geitenbaard en gespleten geitenhoeven en draagt een leeuwenstaart.

De middeleeuwen bestempelen de eenhoorn als een buitengwoon sterk en woest beest en toch ook geassocieerd met kuisheid en reinheid : het dier kon alleen in bedwang gehouden worden door een zuivere maagd. Een tekst uit de 15e eeuw luidt:

"Een eenhoorn is zo sterk, 
dat geen jager hem vermag te vangen.
Maar een maagd wordt geplaatst 
daar waar hij verwacht wordt, 
zij opent haar schoot 
en de eenhoorn legt zijn kop daarin.
Hij verliest nu zijn woeste aard, valt in slaap 
en kan als een weerloos dier worden verrast 
door de speren van de jagers."

In de christelijke iconografie komen taferelen voor waarin de eenhoorn, opgejaagd door de engel Gabriƫl, zijn hoofd en hoorn gedwee in de schoot van de Heilige Maagd Maria legt, een symbolische afbeelding van de Annunciatie, dwz de aankondiging van de menswording van God de Zoon aan Maria.
Zo kon het komen, dat de eenhoorn ook het zinnebeeld werd van de vleesgeworden Jezus Christus zelf, zoals omstandig wordt uitgelegd door o.a. Jacob van Maerlant in 1288.